Beperking bewegingsvrijheid

Beperking bewegingsvrijheid

KC21-020 03 augustus 2021

Uitspraak onafhankelijke klachtencommissie Wvggz Gelderland Midden en Zuid

 

Inzake : [klager]
Klachtnummer : KC21-020
Instelling : Pro Persona
Datum ontvangst klacht : 19 juli 2021
Schorsingsverzoek : n.v.t.
Hoorzitting : 29 juli 2021 (digitale conferentie Starleaf)
Datum uitspraak : 4 augustus 2021

 

 

Aanwezig bij de hoorzitting

[klager] (klager)

 

[verweerder]  (verweerder)

 

[voorzitter] (voorzitter klachtencommissie)

[psychiater] (psychiater)  `

[lid] (lid)

 

[ambtelijk secretaris] (ambtelijk secretaris Wvggz klachtencommissie)

 

 

Juridische status

Zorgmachtiging

 

Klacht

Beperking vrijheden  

 

Procesverloop

De klachtencommissie heeft op 22 juli een klachtenformulier ontvangen met betrekking tot beperking vrijheden. Alle partijen zijn dezelfde dag geïnformeerd over de klacht en uitgenodigd voor de hoorzitting. Klager heeft aangegeven geen ondersteuning te wensen van een patiëntvertrouwenspersoon. De klachtencommissie heeft op 23 juli 2021 het verweerschrift inclusief bijlagen ontvangen. Deze stukken zijn dezelfde dag per mail doorgestuurd naar klager.     

 

De hoorzitting heeft op 29 juli 2021 plaatsgevonden middels videoconferentie. Bij die gelegenheid hebben partijen hun standpunt kunnen toelichten. Aan het einde van de hoorzitting heeft de voorzitter medegedeeld dat partijen uiterlijk op 17 augustus 2021 de volledige uitspraak van de klachtencommissie tegemoet kunnen zien.

 

De klachtencommissie heeft inzage gehad in de volgende stukken:

-           Klachtenformulier;

-           Verweerschrift;

-           Rapportage verpleegkundige periode 17-3-2021 t/m 12-4-2021;

-           Decursus periode 17-3-2021 t/m 9-4-2021;

-           Zorgmachtiging 17-3-2021;

-           Plan van aanpak d.d. 12-3-2021 en mail klager m.b.t. eigen plan van aanpak;

-           Zorgplan d.d. 22-2-2021;

-           Medische verklaring d.d. 2-3-2021;

-           Behandelplan 17-3-2021;

-           Zorgkaart d.d. 2-3-2021;

-           Bevindingen geneesheer-directeur 4-3-2021.

 

  

Termijn

Het klaagschrift bevat een klacht tegen verplichte zorg, in de vorm van beperking vrijheden, als omschreven in artikel 10:3 Wvggz. Deze klacht heeft betrekking op een beslissing waarvan het gevolg niet meer actueel is. Om die reden ziet de klachtencommissie zich gehouden binnen vier weken na ontvangst van het klachtenformulier een schriftelijke en gemotiveerde beslissing te nemen. Deze termijn loopt af op 17 augustus 2021.

 

Feiten

Klager is een 23-jarige man bekend met beperkingen in het autistisch spectrum. Er is sprake van beperkingen in het cognitief functioneren, waarbij zowel aandacht- en concentratieproblemen, executieve functieproblemen, problemen in het sociaal inzicht en problemen die in de theory of mind geobjectiveerd kunnen worden. Reden voor opname is agressieregulatie problematiek van klager waar zowel klager als zijn ouders ernstig onder lijden. Thuis gaan er spullen kapot, slaat hij zijn ouders en bedreigt hij zijn ouders met hen te vermoorden. Agressie beperkt zich niet tot het ouderlijk gezin, ook buitenstaanders op straat triggeren zijn agressie. Een gevoel van onrecht ligt hier vaak aan ten grondslag. In het verleden heeft patiënt veelvuldig middelen (cocaïne) gebruikt en is hier naar eigen zeggen psychotisch van geworden.

Op 17 maart 2021 is een zorgmachtiging afgegeven voor klager voor de duur van 6 maanden. Het beperken van vrijheden vormt onderdeel van de verplichte zorg.

 

Standpunten van partijen

Klager is het niet eens met het feit dat hij 2 weken binnen moest blijven. ‘Ik moet sporten om angst en depressie te verminderen’ licht klager ter zitting toe. ‘Dat heb ik duidelijk gezegd maar daar werd moeilijk over gedaan’. Het alternatief dat door behandelaren werd geboden was niet acceptabel voor klager. Als reactie daarop heeft hij een kast ingetrapt.

 

Verweerder geeft aan dat de eerste weken na opname bij [afdeling] de vrijheden van klager beperkt waren. Het is gebruikelijk dat de eerste week na opname de bewegingsvrijheid zeer beperkt is omdat men eerst een beeld wil krijgen van een patiënt. In die eerste fase worden risicofactoren in beeld gebracht en er wordt een signalerings- en behandelplan gemaakt. Bij klager heeft deze periode wat langer geduurd als gevolg van agressie incidenten op de afdeling. Ook was het risico aanwezig dat klager naar huis zou gaan als hij vrijheden kreeg. Thuis hadden zich forse agressie incidenten voorgedaan die aanleiding vormden voor begeleiding van een forensisch Fact-team. Als gevolg van zijn gedrag is klager binnen [afdeling] overgeplaatst naar een andere groep. Ook dit werkte vertragend op het vergroten van zijn vrijheden.

 

Klager gaf destijds aan de beperking bewegingsvrijheid te begrijpen en dat het hem motiveerde om zich aan de afdelingsregels te houden. Het gedrag van klager bleek gerelateerd aan de relatie met zijn ouders. Toen dit duidelijk werd zijn de telefonische contacten met de ouders aangepast. Dit had een positieve invloed op het gedrag van klager.

 

Aan klager zijn op de afdeling alternatieven aangeboden voor het sporten, zowel binnen als in de buitenruimte van de afdeling. Klager leek hiermee in te stemmen maar achteraf blijkt dat hij hier toch niet tevreden over was. Verweerder vult ter zitting aan dat ze hier dagelijks contact over had met klager. Er is veel geïnvesteerd om, samen met zijn ouders, mee te denken met klager en in de samenwerking te blijven. Er zijn ondertussen alweer enkele maanden overheen gegaan. Opvattingen over een situatie kunnen na verloop van tijd ook veranderen aldus verweerder.

Op een vraag van de commissie antwoordt verweerder dat er geen verplichte zorg is ingezet omdat klager zich steeds conformeerde aan de afspraken. De afspraken bleven binnen het vrijwillig kader. Verweerder staat nog steeds achter dit besluit.

 

Klager beaamt deze situatie. Hij vindt het niet vreemd dat hij een kastdeur heeft ingetrapt en is van mening dat hij hiervoor niet gestraft hoefde te worden. Hij heeft enkele keren gezegd dat hij moest sporten om zijn frustraties in bedwang te houden. Daarna heeft hij zich bij het besluit neergelegd.

Klager heeft last gehad van het feit dat hij de eerste periode na opname op [afdeling] geplaatst is in plaats van op de BIC. Het duurde te lang en het was te onduidelijk. Verweerder erkent dit maar heeft daar als regiebehandelaar geen invloed op. Verweerder heeft het wel direct kenbaar gemaakt bij de opname coördinatie. Qua beveiliging is er veel overeenkomst tussen beide afdelingen. Verweerder heeft nog geprobeerd om klager te bewegen langer op [afdeling] te blijven vanwege het feit dat een samenwerkingsrelatie opgebouwd werd en het onduidelijk was wat een overplaatsing voor effect zou hebben. Verweerder had het gevoel dat dit niet doorbroken moest worden. Klager leek zich ook meer op zijn gemak te gaan voelen. Uiteindelijk heeft klager toch gekozen voor overplaatsing naar de [afdeling].  

 

Ten aanzien van zijn verzoek om schadevergoeding licht klager toe dat hij zich niet serieus genomen voelt. De Wvggz is juist bedoeld om cliënten meer eigen regie te geven. Hij vindt dat er niet naar hem geluisterd werd. Zo heeft klager verzocht om EMDR maar is daar niets mee gedaan. Ook de overplaatsing heeft lang geduurd. [Afdeling] is een forensische afdeling voor mensen die uit de gevangenis komen. Dat is iets heel anders dan de [afdeling] aldus klager. De ervaren schade heeft betrekking op een ontstane depressie als gevolg van bovenstaande situatie. ‘Ik kon niet voldoende ontladen’. Klager vraagt om € 10.000,00 schadevergoeding.

 

Op een vraag van de commissie geeft klager aan dat hij pas maanden later een klacht heeft ingediend omdat hij achteraf toch dwang heeft ervaren hoewel hij het er aanvankelijk wel mee eens was dat zijn vrijheden beperkt waren en met het geboden alternatief om te sporten.  

 

De voorzitter sluit de hoorzitting met de opmerking dat de commissie eerst gaat beoordelen of de ingediende klacht wel onder de gedwongen zorg valt nu blijkt dat de klacht meer gaat over het onvoldoende bieden van mogelijkheden om te sporten en niet zozeer over de beperking van bewegingsvrijheid. De commissie zal voor 17 augustus uitspraak doen.  

 

 

BEVINDINGEN VAN DE COMMISSIE

 

Ontvankelijkheid klacht en bevoegdheid commissie

Artikel 2:1 Wvggz bepaalt dat bij alle fases ten aanzien van verplichte zorg, beoordeeld dient te worden of deze zorg voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit, doelmatigheid en (patiënt) veiligheid. Deze beginselen brengen mee dat het voorkomen van dwang centraal staat. Eerst zullen alle alternatieven die op vrijwilligheid gebaseerd zijn volledig moeten worden benut, voordat dwang kan worden overwogen. Dwang (verplichte zorg) kan aldus alleen in uiterste nood worden ingezet.

Nu uit de in deze klacht ingebrachte stukken door verweerder blijkt dat er ter uitvoering van de zorgmachtiging (nog) geen verplichte zorg in de zin van beperking van de bewegingsvrijheid aan klager wordt verleend, is de klachtencommissie ten aanzien van deze klacht onbevoegd.

 

Gronden en overwegingen

Gelet op de ingebrachte stukken, de inhoud van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting komt de klachtcommissie tot de volgende overwegingen.

Artikel 8:9 Wvggz bepaalt dat de zorgverantwoordelijke ter uitvoering van de (voortgezette) crisismaatregel en ter uitvoering van de zorgmachtiging een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg niet neemt, dan nadat hij:

  1. zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene,
  2. met betrokkene over de voorgenomen beslissing overleg heeft gevoerd, en
  3. voor zover hij geen psychiater is, hierover overeenstemming heeft bereikt met de geneesheer-directeur.

 

Allereerst en meer in het algemeen overweegt de commissie dat verplichte zorg bij psychiatrische patiënten een ernstige inbreuk is op hun persoonlijke levenssfeer en/of lichamelijke integriteit. Deze inbreuk dient dan ook met de nodige waarborgen omkleed te zijn. Daarom worden er zowel op juridisch als op medisch gebied eisen gesteld aan het mogen toepassen van verplichte zorg. Op juridisch gebied moet verplichte zorg voldoen aan de gronden van de Wvggz en aan vormvoorschriften als vastlegging van het zorgplan en het uitreiken van een voldoende gemotiveerde schriftelijke kennisgeving van de verplichte zorg.

 

Klager is een 23 jarige man, bekend met beperkingen in het autistisch spectrum en depressiviteit. Op 17 maart 2021 is een zorgmachtiging afgegeven voor klager voor de duur van 6 maanden. Het beperken van de vrijheid vormt een onderdeel van deze zorgmachtiging. 

 

Klager is het niet eens met de beperking van de bewegingsvrijheid en daardoor het ontbreken van sportmogelijkheden bij de opname op 17 maart 2021. Verweerder is in gesprek met klager over de sportmogelijkheden en er zijn alternatieven hiervoor aangeboden. Klager heeft hier aarzelend mee ingestemd maar vond het niet prettig. Verweerder geeft aan dat zij bij opname overleg heeft gehad met de Geneesheer Directeur over een eventuele beslissing verplichte zorg maar daar is vanaf gezien omdat klager zich conformeerde aan de ingezette zorg en behandelafspraken. Ook in de weken daarna was dat het geval. Verweerder heeft bij herhaling uitleg gegeven over de afspraken in het behandelplan betreffende de opbouw van vrijheden. Klager geeft aan te begrijpen dat in de samenwerking zijn en inschatting rondom veiligheid ook samenhangen met zich aan afdelingsregels en behandelafspraken houden. Afgesproken wordt dat de regiebehandelaar klager wel vast aanmeldt voor fitness en voetbal, zodat hij dit snel kan oppakken zodra hij vrijheden hiertoe heeft.

 

Nu, na ruim vier maanden, geeft klager via zijn klacht aan dat hij het destijds toch niet eens was met die twee weken beperking van zijn vrijheden en als gevolg daarvan de beperking om te sporten.

Sport is belangrijk voor klager om zijn psychische klachten te verminderen. Dit maakt dat hij de klacht heeft ingediend. Klager heeft achteraf toch dwang ervaren hoewel hij het er aanvankelijk wel mee eens was dat zijn vrijheden beperkt waren en met het geboden alternatief om te sporten. 

 

Verweerder heeft in overleg met de GD besloten geen verplichte zorg aan te zeggen maar juist in gesprek te blijven met klager. In die gesprekken destijds geeft klager aan dat hij aarzelend instemt met het voorgestelde beleid. Dit geeft klager ook tijdens de hoorzitting aan. Hij heeft alternatieven aangeboden gekregen voor het sporten Hiermee stemde klager vrijwillig in ondanks dat hij een andere voorkeur had. Dat hij nu, achteraf, het niet eens is met de aangeboden sportmogelijkheden en de daarbij behorende vrijheidsbeperkingen maakt niet dat de aangeboden zorg als verplicht kan worden gezien.

De commissie constateert dat verweerder de zorg destijds goed heeft toegepast door in gesprek te gaan met klager en op vrijwillige basis een oplossing te zoeken. Verweerder heeft beoordeeld of de zorg voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit, doelmatigheid en (patiënt) veiligheid. Verweerder heeft eerst de alternatieven gebaseerd op vrijwilligheid benut voordat dwang eventueel ingezet zou worden.

 

Hierdoor is de klacht niet te kwalificeren als klacht in de zin van artikel 8:9 Wvggz, juist omdat klager het eens was met de ingezette vrijwillige zorg. Daarmee valt deze klacht niet onder artikel 10:3 Wvggz. Op grond van artikel 10:3 Wvggz kan de klachtencommissie de klacht ter beoordeling in behandeling nemen. Dat is hier niet het geval. Daarom verklaart de klachtencommissie zich onbevoegd.

 

Uitspraak

De klachtencommissie verklaart zich onbevoegd.

  

Schadevergoeding

Klager vraagt een schadevergoeding. De klachtencommissie verklaart zich onbevoegd hierover te beslissen aangezien er geen verplichte zorg is toegepast.

 

Beroep

Klager, vertegenwoordiger of de zorgaanbieder kan door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift bij de Rechtbank Gelderland beroep instellen tegen onderhavige uitspraak van de klachtencommissie. De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de betrokkene is meegedeeld.

 

 

Aldus besloten te [locatie], 4 augustus 2021

namens de Wvggz klachtencommissie,

i/o

 

[voorzitter]

Voorzitter Wvggz Klachtencommissie

Aantal bladzijden: 6